Ik heb een aantal kinderboekenbijbels die een belangrijk onderdeel vormen van mijn leven. Ze hebben grote betekenis voor mijn relatie met de kinderen op school en ze zijn niet in de laatste plaats ook voor mezelf van groot belang. Ze geven me eindeloze uren om na te denken en voegen hun waarde toe aan mijn bestaan. De groten der groten horen daarbij, zoals Roald Dahl, Arnold Lobel, Lewis Carrol, Antoine de Saint-Exupéry, AA Milne, Max Velthuys, Toon Tellegen, Annie M.G. Schmidt.
Het voordeel van literatuur en theater is dat kinderen er zo meesterlijk door groeien. Onsterfelijke gedachten kunnen worden afgepeld tot de kiem, de strekking ervan. Zo worden existentiële begrippen teruggebracht tot de oorsprong, waar vragen er niet meer toe doen, omdat het eenvoudig zo reëel en aanvaardbaar is, dat ze er zijn. Dood en leven zijn zo met elkaar verweven dat het acceptabel is, net als de bijbehorende gevoelens die het los maakt. De kunst is om de emotie, en in het bijzonder de angst, te scheiden van het geheel.
Vandaag bracht Popova in haar Brainpickings een boek onder de aandacht, die al weer een tijdje naar achteren was geschoven. Soms gebeurt dat. Ze duikelen achter een randje drukte in je hoofd en je hebt er een kleine associatie voor nodig om ze terug te brengen naar hun oorspronkelijke en verdiende plaats in de rangorde. Het is een boek van de schrijver Wolf Erlbruch, die in zijn oeuvre een paar prachtige nadenkers kent, zoals ‘s Nachts, dat ooit als kinderboekenweek geschenk is geschreven en het filosofische boek ‘The big question’, die vragen stelt als die uit onze Katechismus van weleer.
‘Waartoe zijn wij op aarde’ vroeg de meester ons destijds en wij dreunden op: ‘Wij zijn op aarde om God te dienen’, wat we een normaal gegeven vonden en waar verder niet over werd nagedacht. Het was immers die man uit de katholieke beeldverhalen met die grote grijze baard op een troon van wolken, de vader van Jezus, de kindervriend. Het leven was in die dagen vrij simpel en afgebakend met eenvoudige beelden in het hoofd.
Dood was verbonden met het lijden van Christus en het wegvallen van je opa, dood was ook het vagevuur en de hel, maar vaker, als je het boek ‘Luistert naar hem’ mocht geloven, met het aardse paradijs en met kleuren die je onmiddellijk inlijfden. Het leven had goed geweest, als het vingertje je niet zo op de zonden had gewezen, die helaas op de loer en om de hoek lagen. Iedere dag kon ik er wel een bijkerven in mijn tere kinderziel. Dood werd vagevuur en het zwaard van Damocles.
Hoe anders kan het lopen als kinderen worden groot gebracht met het boek: De eend, de dood en de tulp van Wolf Erlbruch. Dood, die zijn hele leven al met eend meeloopt, wordt op een gegeven moment ontdekt door eend, die schrikt. Als dood haar volgt en samen met haar de vijver in gaat en de boom in klimt en ze blijft leven, verdwijnt de angst stukje bij beetje. Als de dood het koud heeft, houdt ze hem met haar hele lijf warm en als eend het koud heeft, vraagt ze dood haar te verwarmen, maar dan ziet dood dat het niet meer nodig is. Eend is dood. Voorzichtig neemt hij haar mee naar de rivier en laat haar behoedzaam in het water glijden, vlijt de tulp op haar buik en is zelfs wat bewogen als ze weggevoerd wordt op de stroom. Het is een mooie paradox, Dood die afscheid neemt.
Dood is een aandoenlijk doodje, zoals eend met zijn starre lange lijf ook vertederend is en je kan niet anders dan je vereenzelvigen met het verhaal. Ook als kind. Dood en bespreekbaar zijn, dat is waar het om gaat. Angst afwikkelen, de gedachte ontdoen van hemel, hel en vagevuur en dood als dood aanvaarden. Wij hebben, middels hel en verdoemenis, het skelet zijn morbide dreiging gegeven. Erlbruch maakt het beeld weer zacht en heel.
Advertisements Share this:
- Share